‘Dit is Baba Amama, de baby van de brief’, introduceert Fuzzy de moeder met kind die plots voor me staat.
Zo’n anderhalve maand eerder had Fuzzy me een verzoekbrief doorgestuurd, gericht aan Lifeschool Ghana, om te contribueren in de operatie van een baby die geboren was met spina bifida (open rug) en hydrocefalus (waterhoofd). De prijs voor de operatie was beraamd op 21100 NGC (toen 2009 euro).
Eerder routinematig had ik Fuzzy laten weten dat we zouden afwachten hoeveel geld er eventueel tekort zou zijn om dan het ontbrekende bedrag bij te leggen. De brief was immers niet enkel aan Lifeschool verstuurd, maar, zo stond erop te lezen: aan ‘organisations, religious bodies, co-operative institutions and individuals‘ in Central Gonja.
De verzoeken aan ons/mijn adres voor (financiële) hulp zijn talrijk: medische ingrepen; studies; een job bij Lifeschool; een tweede- tot vijfdehandse taxi kopen; een bedrijf(je) opstarten; naar België komen om er te studeren/hard te werken/profvoetballer te worden…
De Ghanezen hebben me geleerd om nooit nee te zeggen, ook al wéét ik dat ik niet kan helpen: je mag ons nooit onze hoop afnemen, zeggen ze. When in Rome do as Romans do, dus zeg ik meestal: ik zal zien wat ik kan doen! Om te vermijden dat ik als een politieker overkom, zeg ik er altijd bij: maar maak je geen illusies!
Baby Amama zit me vanop haar moeders schoot met vorsende donkere ogen in een te groot hoofd aan te staren: de eerste keer in haar prille leventje dat ze een mens ziet met een amper gepigmenteerde huid. De baby en haar moeder zijn nu niet langer een schriftelijke noodkreet op Whatsapp.
De moeder draait de baby om, trekt haar shirtje omhoog en ik kijk op een gezwel ter grootte van een flinke pompelmoes helemaal onderaan haar rugje.
De Ghanezen hebben me geleerd om mijn emoties voor mezelf te houden: zo behoud ik mijn eigenwaarde en het beeld dat iedereen van me verwacht te zien, zeggen ze. When in Rome etc. , dus onderdruk ik de shock die door mijn hele wezen draaft en zeg op argeloze toon: ‘It’s serious’.
‘It’s serious’ is een stoplap die wordt ingezet in politieke kwesties, discussies over corruptie, armoede en andere sociale ellende en dient vooral om conversaties af te ronden.
Voor ze de deur uitgaan vraag ik aan Fuzzy hoeveel geld er al is opgehaald.
‘Geen’ zegt hij.
Ik, de evenwichtige down-to-earth pragmaticus met een zacht hart, word het strijdtoneel voor een hels gevecht tussen mijn hart en mijn verstand. Hoe komt het dat niemand bereid is om bij te dragen? Is de baby, die ik minstens 10 maanden oud schat, wel nog succesvol behandelbaar?
‘Jazeker’, zegt onze plaatselijke dokter als ik hem hierover raadpleeg. Zoals ik zei, voor een Ghanees is alles stééds mogelijk. Nee en twijfel kent men niet. Bovendien is alles ook steeds in Gods handen. Waardeloze vraag dus.
Zal baby Amama na de operatie later een zelfstandig leven kunnen opbouwen; zal ze mentaal ‘normaal’ zijn? (want de dokter had uitgelegd dat het gezwel eigenlijk gevormd wordt door hersenvocht dat naar beneden sijpelt). Met van hoop stralende ogen antwoordt de dokter dat het mogelijk is dat ze ‘slechts’ nooit alleen zal kunnen lopen en dat ze waarschijnlijk mentaal iets achter zal zijn. Hij blijft volmondig achter de operatie staan die zou uitgevoerd worden in Tamale, door een gespecialiseerde dokter met een gevestigde reputatie.
Wie in mijn boek ‘Noem me het n-woord’ het schrijnende verhaal van Blessing heeft gelezen, heeft een idee van hoe een medische ingreep verloopt in Ghana. De eindeloze reeks beloftes wanneer de operatie zal doorgaan waarna je onverrichter zake terug naar huis moet (in dit geval meer dan 100 km); de (onzichtbare) loterij om bij de dokter te geraken; beddenlakens, handdoeken, verband en alle medisch materiaal plus eten en drinken voorzien voor de zieke; permanente aanwezigheid van een familielid om de zieke te wassen en verzorgen; de genadeloze zwarte markt in donorbloed en pijnstillers; de afwezigheid van empathie met het lijden en de pijn van de zieke door het verplegend personeel…
M.a.w. had ik een onduidelijk zicht op de slaagkansen van de ingreep, ik had wèl zicht op de lijdensweg die moeder en kind te wachten zou staan. Daarnaast kwam de kwestie geld!
Niemand had bijgedragen, dus de bal lag in mijn kamp.
Optimist als ik ben – of noem me gerust simpele duif- laat ik via Fuzzy aan de Social Welfare officer weten dat ik 10000 Ngc kan bijdragen en of hij dit wil melden aan de ‘religious bodies‘, organisaties en de twee grote bedrijven in Buipe: Savacem (cement) en de Shea butter company. Als ze weten dat er al een behoorlijke ‘fond’ is gaan ze ongetwijfeld bereid zijn om bij te dragen.
Niemand gaat in op de vraag.
De Chief die me in die week al voor de derde keer in zijn paleis ontvangt n.a.v. een barrage die we plannen te bouwen op een zijriviertje van de Volta, en met wie ik zodanig dikke vrienden ben dat ik alle protocol mag laten varen en dat we elkaar zelfs stevig omhelzen ter begroeting, geeft geen krimp als ik hem quasi terloops een foto toon van de baby en hem zeg dat ik 10000 NGC bijdraag in de operatie en dat we nog dringend op zoek zijn naar 11000 NGC. De man zijn koninkrijk bestrijkt een gebied ter grootte van half België en hij bezit meer voertuigen en vrouwen dan hij kan berijden. Ik kan nu enkel hopen dat zijn vertaalapp mijn wraakzuchtige woordspeling niet vertaald krijgt. 🙂
Het lijkt alsof ik oog in oog sta met mezelf: betaal ik de volle pot waardoor de operatie kan doorgaan… of niet? De volle pot betekent trouwens niet enkel de prijs van de operatie: als de operatie doorgaat zullen er nog vele duizenden NGC’s nodig zijn voor onderzoeken, transport, logies voor de moeder, vergoeding van de nurse die regelt en opvolgt etc… .
Op zich heb ik met het geld geen moeite: er staat meer dan voldoende op mijn spaarboek en ik heb liever dat er iemand mee geholpen wordt, dan dat de bank er haar ding mee doet.
Maar mag ik, als het over een mensenleventje gaat, de haalbaarheid van de operatie en de mogelijke levenslange gevolgen voor het kind afwegen t.o.v. de prijs?
Als er niet ingegrepen wordt, sterft de baby op termijn, informeert de dokter me.
Ik lig wakker. Het zal je kind maar zijn, zegt de mens, het hart en de moeder in mij. Je kan dit geld zoveel efficiënter en met zoveel meer resultaatzekerheid investeren, zegt de ondernemer, de cijferaar en de ontwikkelingssamenwerker in mij, want de hulpvragen zijn legio. Ik weet vooral geen blijf met mezelf dat er zo’n doelmatige, koude gedachten in mijn hersenpan opduiken. De nazi’s maakten ook komaf met gehandicapte mensen. Ik gruwel.
Fuzzy, die mijn innerlijke strijd aanvoelt, zegt dat hij voortaan selectiever zal zijn in de aanvragen die hij me doorstuurt.
‘Ik wou dat je die moeder met haar baby hier niet binnen gebracht had,’ hoor ik me tegen hem zeggen. Nu voel ik me nòg rottiger. Ik bied prompt mijn excuses aan.
Diezelfde dag komt Fuzzy binnen met een meisje van 10 en haar ouders.
‘Dit is het meisje van de beenoperatie. De ouders komen je danken.’
Om beurten beginnen beide ouders in Gonja voor mij onverstaanbare dingen te zeggen en te buigen en te knielen en zegeningen van Allah over me uit te strooien. Het meisje loopt plezierig en vlot op me af en toont haar been dat een operatielitteken vertoont van enkel tot knie. Zo’n half jaar geleden was er dringend geld nodig geweest voor een levensnoodzakelijke operatie; bij te lang aarzelen zou het been geamputeerd moeten worden; bij geen geld, stond het leven van het meisje op het spel. That’s Ghana for you! De vader ploft een volle tros bananen op de tafel en een zak met wel 10 of 12 dikke, vet glimmende avocado’s (mijn lievelings!).
‘Ik kwam hen toevallig tegen en … ‘ begint Fuzzy.
‘Wil je aan de Social Welfare Officer vragen of het ziekenhuis akkoord gaat met 10000 NGC als voorschot en dat ik de rest nastuur?’ onderbreek ik hem. Fuzzy en ik verstaan Latijn!
Het ziekenhuis stemt in, mits een schriftelijke schuldbekentenis.
‘Oké! Dat regel jij wel even hé’, vraag ik Fuzzy, want ik vertrek naar Accra.
Blijkt dat het ziekenhuis enkel de handtekening van de obrunie (de blanke) aanvaardt.
Ik walg van het misprijzen dat instanties hebben voor hun eigen mensen ten voordele van de so called ‘betrouwbare’ (lees: kapitaalkrachtige) blanken.
‘Dan niet!’, zeg ik strijdbaar tegen Fuzzy. Ik weet natuurlijk toch dat dit goed komt, Fuzzy has his own ways!
De dag nadien belt Fuzzy me op met heel goed nieuws: een presbyteriaanse kerk is bereid om de 11000 NGC te sponsoren.
Dit is NIET ‘einde verhaal’.
Come and read next week!
Hartelijke groeten,
Christine